Van energie naar circulariteit

Gepubliceerd op 28 februari 2019

Circulaire producten zijn producten die hun waarde maximaal behouden.

Door toepassing van steeds betere isolatie, meer aandacht voor details, hoogwaardige installaties zoals warmtepompen, warmteterugwinning en steeds verder aangescherpte eisen naar energieneutrale gebouwen verschuift de focus in de gebouwde omgeving van energie naar materialen. Energie wordt gezien als oneindig. De zon, onze belangrijkste energiebron levert jaarlijks enkele duizenden keren onze energievraag. Het lukt ons steeds beter om deze energie op te vangen en te benutten. Het gebruik van grondstoffen is echter eindig. Onze materialen zijn (nog) niet onuitputtelijk.

Kunststof kozijn

Neem als voorbeeld een kunststof kozijn. Dit kozijn maakt deel uit van een gebouw. Na 40 jaar te hebben blootgestaan aan de elementen, verliest het kozijn zijn functie. Het dicht niet langer een gevelopening. Het kozijn wordt gedemonteerd, gescheiden van het glas en gaat samen met ander kunststof afval naar een verbrandingsinstallatie om te dienen als brandstof. De maximale restwaarde is in dit geval brandstof.

Bij een circulaire benadering zou al bij de winning van de grondstoffen voor het kozijn worden gekeken of vanuit het perspectief van “waardebehoud” kunststof wel het beste materiaal is. Stel dat dit nog steeds kunststof is, dan zou vervolgens worden gekeken kunnen worden hoe het kozijn, door andere productiemethoden, een langere levensduur van 40 jaar zou kunnen krijgen. Tenslotte zijn er wellicht mogelijkheden om het kozijn zodanig te ontwerpen dat het niet verbrand hoeft te worden, maar dat het bijvoorbeeld ingezet kan worden voor andere toepassingen zoals flexibele elektrabuis, meubels of hulpstukken.

 

Circulariteit en demonteerbaarheid

Hoe maak je de circulariteit van een product inzichtelijk. De circulariteit van een product bestaat uit twee belangrijke onderdelen. Enerzijds de primaire milieu impact van het product. De impact kan uitgedrukt worden in de milieuprijs ook wel schaduwprijs genoemd. De schaduwprijs bestaat uit alle milieukosten die ontstaan tijdens de levensduur van een product. Denk aan winning, productie, transport, gebruik en mogelijk recycling. Hoe lager de milieu impact hoe beter. Er is hier echter een belangrijke kanttekening. Een lage milieuprijs wil niet zeggen dat een product ook goed is te hergebruiken. Wellicht is de milieuprijs van het kunststof kozijn laag, maar is door beperkte demontabiliteit de herbruikbaarheid matig. De uiteindelijke maximale herbruikbaarheid bepaalt de circulariteit. Als een gebouw niet demontabel is, dan zal het ook een beperkte bijdrage leveren aan circulariteit. Alba Concepts heeft een interessant model ontwikkeld dat rekening houdt met de demonteerbaarheid van gebouwen (BCI.[1])

 

Rol Nationale milieudatabase

In Nederland werken wij met de Nationale MilieuDatabase (NMD) om de milieu impact van onze gebouwen te verlagen. In deze database staan honderden bouwproducten op basis van hun milieuprijs. De milieuprijs kan worden beschouwd als de verwijderingsbijdrage van het product. De NMD vormt de basis voor de MPG berekening. De MPG berekening is verplicht bij nieuwbouwvergunningen voor woningen en kantoren. De grenswaarde is gesteld op € 1,0 per m2 BVO.

Momenteel werkt de NMD met versie 2.3 en zijn enkele duizenden producten in opgenomen. Sommige producten zijn al gespecificeerd op het niveau van een producent. Denk aan partijen zoals VBI, Rockwool, Armstrong en Mosa. Andere data is slechts beschikbaar o.b.v. aangeleverde data van brancheorganisaties. De komende jaren zal de nauwkeurigheid van de database verder verbeteren. Partijen zoals NIBE en Ecochain verzamelen LCA data, laten dit controleren en zorgen ervoor dat leveranciers informatie kunnen toevoegen aan de NMD.

 

MPG score als basis voor circulariteit

De overheid heeft in 2019 eisen geformuleerd voor circulaire gebouwen en heeft hier grenswaarden voor vastgesteld. Deze eisen zijn voornamelijk gebaseerd op de MPG.

 

MPG eisen

Er is een MPG eis gesteld van € 0,50 per m2 voor verwarmde gebouwen. Onverwarmde gebouwen dienen te voldoen aan een maximale waarde van 0,30 per m2. Deze eis lijkt op basis van de huidige NMD haalbaar voor industriegebouwen. Voor kantoren met een meer uitgebreid afbouwpakket met binnenwanden en voorzieningen is het onduidelijk of deze waarde kan worden behaald. Daarnaast schrijft de overheid een module score voor die betrekking heeft op de verhouding tussen module A en D. Hoe lager de score van module A, des te hoger de score van module D mag zijn.

MPG score referentiekantoor 2.100 m2

Een referentiekantoor met een levensduur van 50 jaar zit op een MPG score van 0,90 per m2. Wordt de levensduur verlengt naar 75 jaar dan daalt deze score naar 0,70 euro per m2. Met een levensduurverlenging naar 100 jaar daalt deze score naar 0,60 per m2. De huidige MPG systematiek geeft inzicht in de schaduwprijs, maar niet in de mate van demonteerbaarheid of herbruikbaarheid van een gebouw. In de nieuwe versie 3.0 die rond juli 2019 wordt vrijgegeven geeft voortaan inzicht in vier MPG deelscores modules. Dit zijn:

  Module A  : Productie- en bouwfase

  Module B  : Gebruiksfase

  Module C  : Sloop- en verwerkingsfase

  Module D  : Milieulasten en baten buiten de systeemgrens van het gebouw

 

Circulariteit en de keuze van materialen

Voor de overige gebouwfuncties is het onduidelijk of de genoemde waarde van € 0,50 per m2 BVO haalbaar is. Wel kan worden gesteld dat ten minste de volgende materiaalkeuzes voorkomen dienen te worden.

  • Isolatiematerialen waarbij er sprake is van verkleving. Denk aan sandwichpanelen. Beter kunnen enkelvoudige materialen worden gebruikt zoals glas, steenwol, EPS en niet gelamineerde PIR.[2]
  • Geprefabriceerde betonproducten. De impact van het transport en bijbehorende CO2 uitstoot is erg groot in de levenscyclus van beton. Bij beton wordt de milieuschade voornamelijk bepaald door cement. Er wordt circa 750 kg CO2 geproduceerd bij de productie van 1.000 kg cement.[3]
  • Beperk het gebruik van aluminium. De winning van bauxiet en het productieproces van aluminium zijn energie-intensief. Mijnen liggen uitsluitend buiten Europa. Het productieproces van aluminium vraagt 6x zoveel energie als het proces voor staal.[4]
  • Beperk het gebruik van glas. Glas verlies meer warmte dan een dichte gevel. Het is voor architecten zaak om glas doeltreffend in te zetten. Ontwerp gebouwen zonder excessief gebruik van glas. Ook de energiekosten van een gebouw maken deel uit van de circulaire benadering. Hoe minder energie er nodig is, des te lager de milieu impact. Ontwerp daarom met een efficiënte inzet van glas op plekken waar de effecten voor de gebruiker het meest zichtbaar zijn en het minste voelbaar.
  • Scheidbare bouwdelen. Vermijd verlijmde, gekitte, verkleefde vormen van verbindingen en voorkom “natte” bouw.
  • Gebruik materialen van natuurlijke oorsprong. Zoals hout, bij voorkeur uit nabijgelegen Europese bossen. Vermijd het gebruik van tropische soorten. Pas uitsluitend gecertificeerd hout toe.

 

De theoretische circulariteit versus de praktijk

De definitie van circulaire gebouwen en de wijze waarop de mate van circulariteit wordt berekend is gevoelig voor discussie. Alle partijen hebben belang bij een vastgesteld en transparant speelveld. Wat ons betreft spelen de volgende praktische zaken hierbij een rol.

  • De levensduur van een gebouw bepaalt in grote mate de MPG score. Hoe kun je de levensduur van een gebouw vooraf duidelijk bepalen? Voor utiliteitsgebouwen bedraagt de standaard levensduur 50 jaar, maar een kantoor op de Zuidas wordt wellicht gebouwd voor 200 jaar of langer. Waarom geldt voor een gemetselde woning een levensduur van 75 jaar en een gemetseld kantoor een levensduur van 50 jaar? 
  • De scope van de MPG. Er moet duidelijkheid komen over de verplichte onderdelen in de MPG berekening. Met name op het gebied van de installaties is er veel onduidelijkheid over de in te voeren onderdelen. Als niet iedereen dezelfde zaken invoert gaat dit leiden tot verschillende scores. Het is zaak om de MPG volgens een vast kader in te voeren, waarbij het voor controlerende instellingen snel duidelijk moet worden als er zaken ontbreken. 
  • Hoe circulair is een gebouw als het niet is gemaakt van eerder gebouwde gebouwen. Als een zogenaamd “circulair” gebouw nog steeds is vervaardigd uit 100% “nieuw” materiaal dan leidt dit gebouw nog steeds tot een mate van uitputting van grondstoffen. Zou een gebouw niet uit voor tenminste een percentage uit oude gebouwen moeten bestaan voordat het circulair kan worden genoemd. 
  • Is circulariteit zinvol als de prijs van “nieuwe” materialen structureel lager ligt dan de prijs van reeds gebruikte materialen. Een kanaalplaat van met 20% puingranulaat is aanzienlijk duurder dan een nieuwe kanaalplaat.  Circulaire ideeën worden momenteel nog financieel gestraft voor het hergebruik. 
  • Nederland is een distributieland bij uitstek. Grote hoeveelheden beton, staal en sandwichpanelen worden jaarlijks gebruikt om deze vaak duizenden vierkante meters grote gebouwen te realiseren. Deze gebouwen dragen in grote mate bij aan het materiaalgebruik en zijn tegelijk eenvoudig te ontleden. Als bouwers hun bestaande concepten willen loslaten is het mogelijk om deze panden eenvoudig circulair te maken. Een wettelijke eis t.a.v. de MPG voor dit type gebouwen zou snel kunnen leiden tot een meer bestendig gebruik van materialen.

 

Financiële kansen voor circulariteit

De rijksoverheid onderkent het belang van circulaire gebouwen en stel voor een aantal gebouwen fiscaliteiten beschikbaar die leiden tot belastingvoordelen. Deze voordelen zijn afhankelijk van gebouwfuncties. De volgende typen zijn gedefinieerd:

  • Utiliteitsgebouwen, niet zijnde industriefunctie, maximaal € 108 per m2 BVO aan fiscaal voordeel.
  • Utiliteitsgebouwen, zijnde industriefunctie, maximaal € 54 per m2 BVO aan fiscaal voordeel.
  • Onverwarmde gebouwen, maximaal € 27 per m2 BVO aan fiscaal voordeel.

Pas als de milieuprijs en de werkelijke prijs van producten dichter bij elkaar komt te liggen heeft circulariteit wat ons betreft kans van slagen. Dit kan alleen als er tenminste Europees en bij voorkeur op mondiaal niveau afspraken worden gemaakt over het toerekenen van milieukosten aan producten. Initiatieven zoals https://trueprice.org/ dragen in ieder geval bij aan de bewustwording van de werkelijke milieuprijs.

Tot slot zal er wat ons betreft goed nagedacht moeten worden over de wijze waarop wij onze gebouwen in kaart brengen. In het bijzonder in relatie tot levensduur, MPG en demonteerbaarheid. Wat betreft circulaire utiliteitsgebouwen is het nu nog pionieren.